słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

plaża po niderlandzku:

1. het strand het strand



Niderlandzkie słowo "plaża" (het strand) występuje w zestawach:

Reizen en de weg vragen
frazeologia i paremiologia
11/1 Ga je mee?
Slowka holenderski

2. strand strand


Ik heb mijn vakantie aan het strand doorgebracht.
We speelden op het strand.
Ze zat op een leeg strand naar de één voor één aanspoelende golven te kijken.
Laten we na het eten langs het strand wandelen.
De boulevard loopt evenwijdig aan het strand.
Ik bracht de hele dag door aan het strand.
Wij gingen naar het strand om te zwemmen.
Hij gaat graag af en toe eens naar het strand.

Niderlandzkie słowo "plaża" (strand) występuje w zestawach:

Słownictwo plażowe po holendersku